Vorm

Zonder vormen geen beeld. Maar voor welke (soort) vormen kies je? En hoe pak je dat aan? Beginnende tekenaars en schilders komen er spoedig achter dat er veel oefening voor nodig is om los uit de hand, arm en schouder rechte lijnen te kunnen trekken of egale ronde cirkels en ellipsen. Het trainen van de fijne motoriek is dus een tak van sport die bij deze kunst hoort.

 

Verder heb je er profijt van als je inzicht ontwikkelt in de complexiteit van vormen waaruit mensen, dieren, planten en dingen zijn opgebouwd. Tijdens een opleiding in klassieke teken- en schilderkunst leer je ‘abstract’ naar je onderwerp te kijken. In gedachten vereenvoudig je de vormen die je waarneemt in eenvoudige basisvormen als een bol, een kubus, een cylinder of een kegel. Je richt je op de hoofdvormen en laat je niet door de details eromheen afleiden.

 

Ook verdiep je je in de structuren die bij de vormen horen. Bij het menselijke lichaam kun je daarbij denken aan skelet, botten, spieren, huid, vet, haren. En bij bomen aan stam, wortels, takken, bladeren, vruchten, bloemen. Een onderliggende structuur bepaalt bijvoorbeeld of de belijning van je vorm hard wordt (bij botten of een stevige tak) of zacht (bij het weergeven van huid met onderliggend vet, of een tere bloem). Nogal voor de hand liggend, zal je denken. Maar toch... voordat je het weet, vergeet je het abstraheren van grote vormen of heb je gewoon geen zin om eerst over de onderliggende structuren na te denken.

 

[omhoog]